Dit verhaal is van Elisabeth (1936), die geboren werd in Amsterdam Zuid. Haar ouders hadden een gemengd huwelijk; haar moeder was Joods, haar vader katholiek. Elisabeth vertelde dat ze voor de oorlog geen dreiging had gevoeld. Het begon gewoon, met de soldaten die op een vroege zondagochtend door haar straat marcheerden. Ze is haar hele leven in Amsterdam Zuid blijven wonen. Elisabeth kan kleurrijk vertellen, over de ster die haar moeder moest dragen, hoe de school in haar straat (nu het Gerrit van der Veen College) door de bezetter werd ingenomen en over hoe de Canadezen iedereen kwamen bevrijden.
PERSONAGES | VERTELLER 1 VERTELLER 2 |
VERTELLER 1 staat op een stoel, VERTELLER 2 zit erbij, op het randje van de stoel. Ze wisselen elkaar af en vertellen samen het verhaal, alsof ze uit het raam kijken en wat ze zeggen beneden, op de grond, zien gebeuren
VERTELLER 1 | Op de dag dat het begon, lag ik met mijn ouders in bed Ik was nog klein natuurlijk We hoorden rare geluiden op de straat beneden en mijn moeder keek door het gordijn Toen zei ze tegen mijn vader: “Ze zijn er” Ik mocht niet kijken, maar ik kon mijn nieuwsgierigheid natuurlijk niet bedwingen |
VERTELLER 2 | Op de straat beneden liep een stoet soldaten Heel recht, allemaal in het gelid En voorop liep een jongetje Een heel klein jongetje In zo’n typisch Duits pakje |
VERTELLER 1 | Lederhosen noem je dat En hoewel ik zijn ogen niet kon zien, omdat ik van driehoog naar beneden keek, wist ik dat het helblauwe ogen waren |
VERTELLER 2 | Duivelse ogen Zo liep dat jongetje daar En achter hem: al die soldaten |
SAMEN | Door mijn straat! |
VERTELLER 1 | En toen was het begonnen |
VERTELLER 2 loopt naar voren, richting het publiek. VERTELLER 1 gaat op de stoel zitten
VERTELLER 2 | Stel je voor: een plein, vlakbij je huis Je speelt daar elke dag, want je bent een kind, en die spelen nou eenmaal buiten Stel je voor dat daar dan opeens soldaten omheen lopen Dat er invallen gedaan worden in het huis tegenover het jouwe en dat je moeder zegt dat je daar absoluut niet naar mag kijken Maar dat jij, je zusje en broertje dat natuurlijk wel gaan doen Want je bent een kind, en die gluren nou eenmaal stiekem Stel je dat eens voor Kun je dat? |
VERTELLER 1 | Hoe vertel je een oorlog? Met flarden, flitsen Momenten van verhalen Momenten van levens |
VERTELLER 1 gaat op de stoel staan
VERTELLER 1 | Ons gezin was relatief veilig omdat mijn ouders een gemengd huwelijk hadden Mijn moeder was Joods, maar mijn vader katholiek Alsnog moest mijn moeder een Jodenster op, ze droeg hem op haar jas Ik weet nog dat ik met haar over straat liep, ik moet een jaar of zes zijn geweest Toen heb ik die ster er zó vanaf getrokken en in de Amstel gegooid |
Stilte
VERTELLER | Ik zei: moeder, dit is een belachelijke maatregel |
SAMEN | En daar doen wij niet aan mee! |
In mei 2019 speelde de voorstelling ‘Nu, dat wat er was’ in Amsterdam (regie: Isa van Dam en Femke Heskes – productiehuis: CC Amstel). Een voorstelling over de invloed van het toen in het nu.