Drama 1:
scène spelen

Ga de vloer op en breng verhalen uit de Tweede Wereldoorlog tot leven. Hoe draagt de enscenering bij aan de betekenis van een tekst? Hoe kom je van het lezen van een scène tot een eigen, theatrale presentatie?

Leerdoelen:

  • Leren verwoorden waar een theatertekst over gaat;
  • De tekst kunnen ensceneren op een manier die de inhoud versterkt;
  • Het publiek mee kunnen nemen in het verhaal, met minimale theatrale middelen.

Van tevoren

Kies scènes uit Atelier van Herinnering om mee te werken. Dit kan willekeurig, of op basis van thema of locatie. Zorg voor voldoende afdrukken van elke scène.

Selecteer en print vanuit de geselecteerde scènes ook willekeurige losse zinnen voor de startervaring. Knip de zinnen uit (zonder personage erbij), zodat je ze aan de leerlingen/studenten kunt geven. Onderaan deze lesbrief vind je een voorbeeld van deze losse zinnen, vanuit de hieronder genoemde scènes. De zinnen die je in jouw les voor de startervaring kiest, hangen dus af van de scènes waarmee je aan de slag gaat.

Leg een rol tape klaar.

TIP: Kies de scènes bewust. Het aantal acteurs verschilt per scène. Verhalen die als monoloog zijn geschreven, kunnen door leerlingen onderverdeeld worden. In sommige scènes staan duidelijke personages, andere zijn ‘vertellend’ geschreven.

Scènes met duidelijke personages zijn bijvoorbeeld:

Vertellende scènes zijn bijvoorbeeld:

Startervaring: instant gedicht

Geef bij binnenkomst elke vier leerlingen/studenten één van de uitgeprinte losse zinnen – op die manier maak je gelijk groepjes. Laat iedereen plaatsnemen aan de kant. Leg uit dat we samen een gedicht gaan maken; elk groepje heeft één zin en het gedicht ontstaat doordat elke zin op het bord of op de muur terecht zal komen. Het eerste groepje heeft vrij spel, de groepjes daarna plaatsen hun zin ten opzichte van de zinnen die er al staan.

Het eerste groepje komt naar voren en plakt de zin op een willekeurige plek op het bord of op de muur. Daarna komen één voor één de andere groepjes naar voren. Elk groepje kiest een plek voor hun zin, boven of onder de vorige. Zo ontstaat het gedicht. Als alle zinnen staan, mogen eventueel enkele leerlingen/studenten naar voren komen om de volgorde aan te passen. Daarna leest één leerling/student het gedicht voor.

Bespreek met de klas: wat zou dit gedicht kunnen betekenen? Stel dat het door een dichter zou zijn geschreven, wat zou hij of zij er dan mee willen vertellen? Welke thema’s kun je uit het gedicht halen? Waar zouden de scènes waar we vandaag mee gaan werken over kunnen gaan?

Leg uit: we gaan vandaag werken met scènes uit verschillende voorstellingen – gemaakt en gespeeld door jongeren – over de Tweede Wereldoorlog. In elke scène komt een persoonlijk verhaal naar voren, van een oudere die de oorlog heeft meegemaakt.

Warming-up: energie & groepsgevoel

Geef de leerlingen/studenten een energieke warming-up, die aansluit bij het thema van de les (bij verschillende thema’s, kies er één).

We geven een voorbeeld bij het thema Uitsluiting (racisme en discriminatie):

  • Loop door de ruimte, energiek en zonder te botsen
  • Als jij in je hand klapt, staat iedereen in een freeze. Weer klappen is doorlopen
  • Noem een figuur (zoals een cirkel, een lijn of een kluitje – of iets ingewikkelders, zoals een letter of cijfer) waar de leerlingen zo snel mogelijk, maar zonder te overleggen, in moeten gaan staan
  • Werk toe naar: er zijn steeds 1/2/3 (etc.) leerlingen die niet in de figuur staan. Ook dit mag niet worden overlegd en moet in het moment ontstaan
  • Bespreek kort na: wat voor gevoel gaf dit? Ontstond er al een spelsituatie? Hoe zou je die kunnen uitbouwen?

Opdracht 1: thema verkennen

In deze opdracht maken de leerlingen/studenten verder kennis met het thema.

We geven een voorbeeld bij het thema Uitsluiting (racisme en discriminatie):

  • Verdeel de klas in groepjes
  • Elk groepje maakt een verhaal in vier tableaus over wel of niet bij een groep horen. De inhoud van het verhaal mogen ze zelf bedenken

Presenteer de tableauverhalen en spreek na. Geef het nagesprek een filosofische insteek, zodat de leerlingen/studenten dieper over het thema gaan nadenken. Doe dit aan de hand van bijvoorbeeld de volgende vragen (deze horen bij Uitsluiting (racisme en discriminatie)):

  • Hoe zou de wereld eruit zien als iedereen erbij zou horen?
  • Wat is erger: iemand uitsluiten, of uitgesloten worden?
  • Wanneer voelde jij je een buitenstaander?

TIP: Download de lesbrief Filosofisch gesprek voor handvatten voor het formuleren van filosofische vragen.

Opdracht 2: scènes lezen

Geef elk groepje een scène. Lees de scènes gezamenlijk, of lees er eentje klassikaal als voorbeeld en geef de leerlingen/studenten vervolgens de tijd om in hun groepje hun eigen scène te lezen. Spreek kort na:

  • Wat blijft je het meest bij?
  • Welke sfeer wordt er neergezet?
  • Hoe zou deze scène in de klas kunnen worden gespeeld?
  • Hoe zou deze scène op een podium kunnen worden gespeeld?
  • Hoe zou deze scène op een plein kunnen worden gespeeld? Of op een andere openbare plek? Verandert er iets aan de betekenis als er toevallige voorbijgangers langs zouden komen?

Opdracht 3: repeteren

Elk groepje krijgt de tijd om hun scène te ensceneren, repeteren en uiteindelijk te presenteren. Start door de groepjes de 3 W’s te laten bepalen. Van daaruit ontstaat de betekenis van de scène, en dus hoe deze gespeeld zal worden. Ook als verschillende groepjes met dezelfde tekst werken, kan elke scène er anders uit komen te zien. Juist die verschillen zijn interessant.

  1. Wie: de personages. Wie zijn dit? Hoe zien ze eruit? Hoe bewegen ze? Hoe praten ze? Hoe verhouden ze zich tot elkaar? Oefen dit bijvoorbeeld klassikaal, vanuit een fysieke transformatie.

TIP: In sommige scènes staan duidelijke personages vermeld, zoals ‘VADER’ of ‘BUURVROUW’. In andere gevallen gaat het om ‘ACTEUR 1’, ‘ACTEUR 2’, enzovoort. Die rollen zijn nog open voor interpretatie.

  1. Wat: de situatie. Wat is er aan de hand in de scène? Wat is het probleem, en hoe loopt dit af? Hoe verhoudt elk personage zich tot de situatie?
  2. Waar: de locatie. Waar speelt de scène zich af? Hoe kun je die locatie op de vloer weergeven, door gebruik te maken van de aanwezige middelen?

TIP: Zorg ervoor dat de leerlingen/studenten bewust gebruik maken van eventueel decor en rekwisieten. Soms helpt het om spullen te gebruiken, maar vaak geldt: less is more.

Moedig de leerlingen/studenten aan om niet al te lang te praten en na te denken, maar zoveel mogelijk op de vloer aan het werk te gaan – scènes komen pas tot leven als je je ideeën daadwerkelijk uitprobeert.

TIP: Spreek af hoe er straks gepresenteerd wordt; houdt iedereen de tekst in de hand? Of doen ze het zo goed mogelijk uit hun hoofd? Je kunt er ook voor kiezen om per presentatie een souffleur aan te wijzen, die vanaf de kant helpt waar nodig.

Presenteren en nabespreken

Bespreek voorafgaand aan het presenteren met de leerlingen/studenten de theaterregels.

Vraag na elke scène een paar leerlingen/studenten om feedback. Dit kan ook in carrouselvorm; in dat geval geeft elk groepje een keer feedback aan een ander groepje. Focus op de manier van ensceneren (dus hoe de scène neergezet is en welke betekenis dat met zich meebrengt) en op de thema’s die uit de scène naar voren komen.

Een extra kijkopdracht kan zijn dat het publiek goed moet opletten welke zinnen op het bord (vanuit de startervaring) in de scène voorkwamen. En of deze zinnen in de context van de scène hetzelfde betekenen als in het gezamenlijk gecreëerde gedicht, of iets heel anders. Wat doet context met betekenis?

Afsluiting

In deze les zijn we in scènes gedoken die geschreven zijn naar aanleiding van gesprekken met mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Hoe zou theater er in die tijd uit kunnen hebben gezien? Vraag eerst wat de leerlingen/studenten denken. Zou theater een verzetsfunctie hebben gehad? Of zou het juist gericht zijn op fantasie, als middel om de oorlog even te vergeten? Welke verhalen zouden er in oorlogstijd met het publiek gedeeld zijn?

Als er genoeg tijd is, kun je de leerlingen een onderzoekje laten doen naar theater in oorlogstijd, of je kunt de groep bijvoorbeeld de volgende website laten zien: https://www.tweedewereldoorlog.nl/kennis/themas/alomvattend-karakter-conflict/dagelijks-leven/cultuur-en-sport/amusement-en-theater/.

BIJLAGE: VOORBEELDZINNEN STARTERVARING

TIP: Print de zinnen groot (vanaf tekengrootte 30) uit.

Zinnen in de bijlage zijn voorbeelden vanuit de scènes:

Doris, Twee zusjes, Wij stellen ons voor, De aankomst in Rotterdam, Homomonument, Raak